Dan
ga ik op tot Gods altaren, tot God, mijn God, de bron van vreugd.
Dan zal ik juichend stem en snaren, ten
roem van Zijne goedheid paren;
Die na kortstondig ongeneugt mij
eindeloos verheugt. Psalm 43: 4 berijmd.
Deze week werd ik een keer tegen vijven wakker. Het berijmde psalmvers
dat hier boven staat speelde bij het wakker worden door mijn hoofd. Een vers dat ik vroeger op school geleerd had kwam zomaar als uit het niets terug in mijn gedachten. Maar niets gebeurt zomaar,
ook al zien we de bedoeling erachter vaak niet meteen. In de loop van de week
werd ik er steeds zekerder van dat ik hier iets over zou schrijven.
Alle brandoffers werden gebracht op het altaar en op hout. Het
hout op het brandoffer-altaar op het tempelplein in Jeruzalem waarop vroeger de offers werden gebracht is ook een 'profetie' en doet ons denken aan het (kruis)hout
op Golgotha. Er staat niet voor niets dat Hij onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout. Bij elk offer moest
hout worden gebruikt. Als we een paar elementen uit deze bovenstaande berijmde psalm wat
nader bekijken dan zien we een verlangen om óp te gaan. Opgaan? Waarheen? Tot
God, mijn God!
En dat mogen alle gelovigen in de Heer Jezus Christus nazeggen: God is mijn God! Daarom rijst er in ons ook dat verlangen om op te gaan naar ónze God die de bron van alle vreugde
is. Volheid van vreugde is voor
Zijn aangezicht voor eeuwig! Onze samenkomsten zijn niet een opgaan naar de 'gemeente', 'kerk', de 'samenkomst'of hoe je het maar mag noemen. Dat zijn alleen maar gebouwen/middelen die we mogen gebruiken om tot God, mijn God te naderen.
‘Dan zal ik juichen over Zijn goedheid’. Is dit niet de kern van
ons christelijk geloof en van onze samenkomsten: Denken aan het Offer! Het kán
gewoonweg niet anders dat als we daaraan denken dat we wel moeten zingen en
spreken van Hem die ons alles is: onze Heer Jezus Christus.
Dan die zin met: ‘na
kortstondig ongeneugt’ dat vind ik
een mooi voorbeeld van hoe door het ontstaan van de Statenvertaling ook
onze taal werd enorm werd verrijkt door bijzonder mooie en helaas ook vaak weer teloor gegane
woorden. Neem nu dit: ‘Ongeneugt’, zo’n woordje dat van ‘ongenoegen’ komt. Het moest
natuurlijk rijmen op ‘verheugt’, en dus ontstond ongeneugt.
Van dit soort
taalkundige dingetjes kan ik genieten. En we moeten niet vergeten dat de vertaling van de Bijbel in onze taal van een enorme invloed is geweest op de ontwikkeling van onze taal.
In het licht van de eeuwigheid die voor ons ligt met alle
zegeningen van dien krijgt alles wat wij hier meemaken aan moeite en verdriet vaak een heel andere betekenis. Paulus schrijft daarover in de zin van ‘de korte
tijd van lijden’ tegenover de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden.
‘Want ik
ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen
de heerlijkheid, die over ons
geopenbaard zal worden’ Romeinen.8:18.
Dan ga ik op…. Wat moeten wij dat missen ‘dat
opgaan’; nu al maandenlang zijn we uitgesloten van de praktische gemeenschap en we weten ook niet hoelang dit nog zal duren en of het zal overgaan.
Maar hiervan kunnen we volkomen zeker zijn: God
is de enige ware God en Hij is tevens onze
God en de God van vreugde. Dat mogen
we elke dag ervaren als we ons helemaal aan Hem overgeven; ook in tijden van
tegenslag en van teleurstellingen. Tijd van eenzaamheid, in ouderdom en ziekte.
Dan rijst een lied in ons hart en loven we Zijn
goedheid. Wat een zegen mogen we ervaren
als we ons volkomen aan de Heere Jezus overgeven. Zelfs als het pikkedonker is dan is
er toch altijd Zijn licht. We mogen ons zó in Zijn liefde onderdompelen.
Na deze aardse strijd -want die strijd is er en
zal er zijn tot het einde toe- wenkt daar het Huis van de Vader met de vele
woningen,
aan het oord, waar geen nacht is of leed,
waar Gods heil'gen hun Koning ter eer
in het smetteloos wit zijn gekleed.
O loof nu uw Heiland en Heer,
die ons voor is gegaan tot Gods troon,
waar nu 't loflied de Koning ter eer,
Jezus dank zegt op juub'lende toon.
Hoe goed, o hoe zalig, mijn hart,
dat de tijdstroom ten einde haast spoedt
dat 'k onsterf'lijk, ontworsteld aan smart,
U dan heilig en zalig ontmoet
Lied 231 uit de bundel van Johannes de Heer.
What do you want to do ?
New mail
Geen opmerkingen:
Een reactie posten